Naar dit hof, verscheurd door tweedracht en bittere revaliteit, kwam Ida Feranczy, zo bescheiden en onpretentieus en toch zo'n belangrijke schakel in de politieke manoeuvres die zouden culmineren in de schakel van een dubbele monarchie. Het was geen fortuinlijk toeval dat haar naar de Hofburg bracht. Ze moet zorgvuldig zijn uitgekozen en toen zijn voorgesteld aan de keizerin als een nuttig contact net de Hongaarse politieke leiders. En Elisabeth die altijd reageerde op echte hartelijkheid en genegenheid, was zeer ingenomen met dit frisse natuurlijke meisje dat bij haar eerste audiëntie nauwelijks kon spreken van emotie en haar met openlijke bewondering aanstaarde.

 

Ze was door spiegelzalen geleid, door een opeenvolging van witgouden vertrekken met rood-brokaten meubelen en gordijnen, door gangen bewaakt door soldaten, door deuren geopend door gepoederde lakeien in livreien van zwart en goud, door de ene kamerheer doorgegeven aan de volgende, door de ceremoniemeester aan de meesteresse van de huishouding en eindelijk was Ida Ferenczy  binnengebracht in een klein eenvoudig gemeubileerde ker, vol schildereijen en foto's van de lievelingspaarden van de keizerin, waar ze van aangezicht tot aangezicht stond met een beeldschone jonge vrouw, die net van een rit te paard was thuisgekomen en wier wangen nog gloeiden van de kou buiten. Met een zachte  vriendelijke stem en een glimlach die alle angst verdreef had de keizerin haar aangesproken in het Hongaars en haar op haar gemak gesteld door vragen te stellen over haar ouders en haar huis en aan het eind van de audiëntie had zij haar in de zevende hemel gebracht door te zeggen: "Ik ben erg met u ingenomen. Wij zullen veel samen zijn." Elisabeth kwam onder de betovering van Ida's hartstochtelijke en toegewijde vaderlandsliefde. In haar ogen waren Deák en Andreássy niet alleen politici die streden voor Hongarije constitutionele rechten, maar paladijnen die de Heilige Graal van Hongarijes vrijheid beschermden. Dit patriottisme sprak Elisabeth romantische fantasie aan en binnen enkele weken na haar aankomst was Ida niet alleen ingeschreven als lid van een "Adelige Stift" (een instelling voor adellijke dames), waardooor zij het recht kreeg als Frau von Ferenczy te worden aangesproken, en benoemd tot lectrice van hare keizerlijke majesteit, maar stond zij op zo'n intieme voet met Elisabeth, dat ze werd aangesproken met het familaire "du"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tegen de zomer van 1865 zien we de keizerin uit Bad Kissingen aan Ida schrijven, brieven die klinken als die van een sentimenteel schoolmeisje. "Ik denk aan je tijdens het langdurige kappen van  mijn haren wel duizend keer per dag.... Ik ben vreselijk neergeslagen. Het leven is zo somber en ik heb hier nog geen vrolijk gezelschap gevonden en er zijn ook geen vooruitzichten op. (Haar neef de koning van Beieren, was door zijn artsen verboden naar Kissingen te gaan dat jaar en ze miste zijn gezelschap)   "Ik ga veel wandelen, bijna de hele dag, en ik lees veel", Elisabeths onbewuste zelfzucht komt tot uiting aan het einde van de brief, als ze schrijft:  "God zij met je, lieve Ida, en trouw niet terwijl ik weg ben, noch met je Kalman, noch met iemand anders, maar wees trouw aan je vriendin E". Zodra Elisabeths genegenheid in het geding kwam werd ze possessief. Ida was de aanbiddelijke slavin, die geen recht had op een eigen leven. De man met wie ze half en half verloofd was voor ze naar de Hofburg kwam werd op de achtergrond geschoven als onwaardig voor haar aandacht. En hoe kon de arme man concurreren tegen haar nieuwe vriendin? Welke kans had hij, dat Ida zich hem zou herrineren als de keizerin haar in vertrouwen nam en haar vertelde, dat zij de enige persoon was die zij kon vertrouwen, en als Elisabeth haar waarschuwde om "nooit een woord te zeggen tegen het hof over wat ze deden en tegen elkaar zeiden".

Ida was verblind en betoverd, niet alleen door de keizerin, maar ook door Julius Andrássy, die als een van de meest fascinerende mannen van zijn tijd werd beschouwd.

 

Sisi maakt schitterende vorderingen in het Hongaars, schreef Frans Josef aan zijn moeder, terwijl hij er geen ogenblik aan dacht dat dit wel het laatste was wat zij wilde horen. Politieke moeilijkheden aan alle grenzen maakten het noodzakelijk tot de een of andere overeenkomst te komen met de Hongarije en de keizer ontdekte tot zijn verbazing dat zijn vrouw, die gewoonlijk zo weinig belangstelling had voor politiek en die haar verplichtingen zelfs in die mate negeerde dat zij ieder excuus gebruikte om niet aanwezig te hoeven zijn op staatsbanketten, nu volledig opging de Hongaarse politiek en er voortdurend bij hem op aandrong aandacht te besteden aan het plan van Franz Deák, een naam waarvan hij nooit gedacht had dat zij hem kende. Tegen december 1865 was de verzoeningspolitiek zo vergevorderd, dat Frans Josef naar Boedapest reisde om het nieuwe parlement te openen en in antwoord op een rekwest, aangeboden door afgevaardigden van beide kamers, beloofde zo spoedig mogelijk te zullen terug komen , vergezeld door de koningin-keizerin. Het ontroerde hem, dat zijn vrouw zo bemind was in een land dat zij tien jaar geleden had bezocht. Er kwamen tranen in zijn ogen, toen hij in het paleis in Boeda de kamer binnentrad waar hun dochtertje gestorven was en hij deze gevuld zag met bloemen, die in vele gevallen gebracht waren door de echtgenoten en weduwen die gevochten hadden in de Hongaarse opstand.

Als hij met rust was gelaten, was hij misschien wel tot overeenstemming met Deák gekomen, maar achter Frans Josef stonden zijn generaals en aides-de-camp, mannen als zijn neef aartshertog Albert, en zijn adjudant Graaf Crenneville, die vonden dat hij veel te verzoenend  optrad tegen de Hongaarse rebellen en dat hij hen begunstigde ten koste van de loyale kroonlanden. Elisabeths invloed werd met wantrouwen beschouwd en er waren geruchten, dat Ida Ferenczy betaald werd door leden van de linkervleugel van het Hongaarse Parlement.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een herhaling van enige van de symptomen  van vóór haar reis naar Madeira bracht Elisabeth in een toestand van paniek en zonder de toestemming van de keizer af te wachten vertrok ze haastig naar München om dr. Fischer te consulteren. Haar plotselinge vertrek en langdurige afwezigheid geven aanleiding tot veel onaangename kritiek. Was haar ziekte zo geheimzinnig, dat zij er slechts over kon spreken met haar eigen familiearts, of was het enkel een excuus om de jonge koning van Beieren te ontmoeten, met wie zij op zo vriendelijke voet stand? De lasterpraatjes beperkten zich niet tot de Weners. Ook de Pruisische minister, die zich nooit een gelegenheid liet ontvallen om onaangename opmerkingen te maken over de keizerin, zag in deze  plotselinge reis een nieuw bewijs voor "die grilligheid, die niet ongewoon is voor de prinsessen van de hertogelijke dynastie in Beieren". Weer moest de ongelukkige keizer de eenzaamheid van een kerstfeest zonder zijn vrouw doormaken, terwijl de kinderen wilden weten "waarom mama er niet was voor haar verjaardag en de stilzwijgende afkeuring van de aartshertogin welsprekender was dan woorden.

 

Dr. Fischer schijnt de keizerin te hebben gerustgesteld over haar gezondheid, want ze was op de laatste dag van het oude jaar terug in Wenen, hoewel ze aan Ida Ferenczy : Ik kan niet zeggen dat ik blij ben met de gedachten weer thuis te komen, want ik word bang als ik denk aan de "ennuis" die mij wacht in de familiekring. De soberheid van de Hofburg schijnt zo'n deprimerende uitwerking op haar te hebben gehad, dat zij er nooit zonder terug kon keren zonder vergezeld te zijn door een van haar familieleden. Deze keer was het haar moeder. De arme Lodevica begon eraan gewend te raken door Europa te reizen in het kielzog van haar eigenzinnige dochters en haar wijze raad en ervaring deden Elisabeth waarschijnlijk even veel goed als de waterkuren van dr. Fischer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De keizerin was pas een week terug , of ze ontving de delegatie in de ridderzaal van de Hofburg. Ze zag er stralend en schijnbaar kerngezond uit. Het was haar eerste verschijning in het openbaar sedert haar terugkomst en het was niet waarschijnbaar dat de Weners hierdoor verzoend zouden worden. De deligatie, geleid door de kardinaal-permaat van Hongarije, bestond uit vertegenwoordigers van alle vooraanstaande Hongaarse families, die een schitternd schouwspel moet hebben opgeleverd in hun met bont afgezette kostuums vol edelstenen en hun hoge gele laarzen met gouden sporen. De meeste afgevaardigden waren lang en knap, maar de langste en knapste van allen was graaf Andrássy. Toen Elisabeth de zaal binnenkwam in het Hongaarse nationale kostuum met de kanten schort en de hoofdtooi met de diamanten kroon, keek hij haar met zo openlijke bewondering aan, dat men de keizerin zag blozen. De kardinaal-primaat las het adres voor, waarin hij sprak over de "geen grenzen kennende loyaliteit van de Hongaarse natie voor hun koningin", en dat hij , evenals iedere Hongaar, hoopte hij dat zij spoedig zouden kunnen verwelkomen in hun eigen hoofdstad",

 

Drie weken later waren Elisabeth en Frans Josef in Boedapest, niet als keizer en keizerin van Oostenrijk , naar als erfkoning en -koningin van Hongarije, die nog gekroond moesten worden uit vrije wil van het Hongaarse volk. En ondanks de duidelijk hartelijkheid en algemeen geestdriftige atmosfeer was hun taak niet gemakkelijk. De redevoeringen van de keizer hadden een vriendelijke klank, maar hij waarschuwde het Hongaarse volk zich niet te buiten te gaan met extravagante hoop en slechts voorstellen te doen die uitvoerbaar waren. Ondanks  de geestdrift van de keizerin waren er nog huizen, waarin geen Oostenrijkse officier zich in uniform durfde te vertonen en er waren nog families, zoals die van Batthyány, die op het graf van hun vader gezworen hadden, de keizer nooit te zullen huldigen of groeten. Zowel Elisabeth en Frans Josef respecteerden hun recht hun tragische herinneringen te koesteren en met haar vriendelijkheid en begrip deed de keizerin veel om hun vooroordeel op te heffen.

 

Zo ongelukkig als zij in Wenen was, zo gelukkig was zij in Boedapest. Het paleis op de heuvel van Boeda met uitzicht op de Donau en de daken van de daken van Pest was haar even sympathiek als in de Hofburg haar antipathiek was, maar haar gezondheid was niet in staat die eindeloze reeks van feestelijkheden te verwerken. Ze vond al die bals, recepties en voorstellingen en het voortdurend aan- en uitkleden zó vermoeiend, dat ze soms, als ze alleen was in tranen uitbarstte uit pure uitputting.  Maar ze deed heldhaftige pogingen om haar zenuwen te bedwingen en de gastvrijheid te aanvaarden van dit hartelijke, edelmoedige volk, dat haar zo spontaan in het hart had gesloten. Iedere concessie die Frans Josef werd afgedwongen, werd toegeschreven aan haar invloed. Iedere tegenslag wed geweten aan aartshertogin Sophia, die waarschijnlijk net zo gretig verlangde naar overeenstemming met Hongarije als haar zoon, maar niet als het betekende, dat Oostenrijkse belangen moesten worden opgeofferd aan hun voormalige vijanden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De brieven van Frans Josef uit Boedapest aan zijn moeder klinken als een tactvol verwijt aan haar en haar aanhang. Ik hoor , dat het volk van Wenen zich weer eens overgeeft aan hun gebruikelijke gewoonte van bang zijn, deze voor het geval ik hier concessies zou doen of zou toestemmen in de vorming van een ministerie, etc.  Natuurlijk denk ik er niet aan iets van dien aard te doen, maar de Weners mopperen zoals gewoonlijk. De hemel beware mij voor al die mensen, die het zo goed bedoelen en zoveel last veroorzaken. De zaken gaan hier langzaam, maar met ferme kracht aan de ene kant en het vertrouwen, vriendschap en de juiste behandeling van het Hongaarse karakter aan de andere kant, zullen wij het wel klaarspelen.. Sisi is een grote hulp voor mij met haar hoffelijkheid, tact, discretie en haar voortreffelijke Hongaars.

 

Dat hij zijn vrouw discreet noemde, was de loyaliteit wel iets te ver doorgevoerd, want Elisabeth ging nu zo op in de Hongaarse zaak, dat ze nauwelijks meer Duits sprak tegen de Oostenrijkse leden van haar gevolg en er geen geheim van maakte dat ze het gezelschap van graaf Andrássy perfereerde boven dat van ieder ander. Een van de meest bewonderenswaardige karaktertrekken van de keizer was loyaliteit tegenover zijn vrouw en zijn weigering om te luisteren naar ook maar één woord van kritiek.  Hij vertrouwde haar onvoorwaardelijk er is geen reden te geloven dat zij dit vertrouwen ooit beschaamde. Ze mag verliefd zijn geworden op graaf Andrássy, die er opzettelijk op uit was haar te boeien en te werven als bondgenote en al die eigenschappen had die haar aantrokken, maar wat er verder ook over geschreven en gezegd is, het is te betwijfelen of hij ooit haar minnaar werd, omdat hij het nooit gewaagd zou hebben zich te vergrijpen aan de vrouw van Frans Josef.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Al zijn plannen voor zijn land hingen af van de keizer. Goede betrekkingen tussen Frans Josef en Elisabeth en haar macht om de besluiten van haar man te beïnvloeden, waren essentieel voor Hongarijes  toekomst. Nóch Andrássy, noch Déak hadden illusies over het huwelijksleven van de keizer. Ida Ferenczy had hun alle bijzonderheden verschaft over wat er omging achter de gesloten deuren van de Hofburg en hoe man en vrouw volkomen gescheiden leefden en Elisabeth weigerde de mogelijkheid van een vierde kind in overweging te nemen. Het moet hard geweest zijn voor Andrássy om zijn emoties ondergeschikt te maken aan zijn patriottisme en de impuls te weerstaan om zijn koningin te verleiden, die voo een man  van zijn temperament nog fascinerender werd door een zekere verlegenheid en ongenaakbaarheid, de eigenschapdie Ida op haar sentimentele wijze beschrijft als "die van een bloem, nog fris van de dauw". Andrássy was niet sentimenteel en had niets liever gewild dan de dauw van de bloem afhalen. Maar hij was op de eerste plaats een Hongaars patriot en een van de de grootste offers die hij aan zijn vaderlandsliefde bracht, was Ida Ferenczy te instruëren om alles te doen wat in haar macht lag om de keizerin te overreden het verleden te vergeven en te vergeten en de keizer nog een kind te schenken. Intussen was graaf Andrássy voortdurend bij het keizerlijk paar en men merkte op, hoe de keizerin staalde in zijn aanwezigheid Eens ging ze zelfs zo ver dat ze hem zei: "Als het de keizer slecht gaat in Italië doet mij dat pijn, maar zou het hem slecht gaan in Hongarije, dan zou het mijn dood zijn", woorden die nauwelijks meer discreet kunnen worden genoemd. Gelukkig  vertelde niemand Frans Josef het verhaal hoe Elisabeth een een kloosterschool bezocht in Boedapest en de moeder-overste in het Hongaars aansprak. Deze een Italiaanse, verstond er geen woord van, waarop de keizerin haar zo koud en hooghartig vertelde, dat zij verwachtte de volgende keer antwoord te krijgen in het Hongaars. Getrouw aan haar woord keerde Elisabeth terug, om te ontdekken dat de moeder-overste te bed lag ten prooi aan een plotseling opgekomen ziekte. Onvervaard ging ze naar haar kamer en zei enkele woorden in het Hongaars. De non verstond haar niet en Elisabeth vertrok abrupt. Spoedig hierna moest de ongelukkige vrouw haar post opgeven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Elisabeth ging te ver in haar enthousiasme voor de Magyaren. Ze vergat dat ze niet alleen koningin van Hongarije was, maar ook keizerin van Oostenrijk. Voor zij na een bezoek van zes weken naar Wenen terugkeerde waren haar laatste woorden op het perron van Boedapest: "Ik hoop spoedig terug te komen in mijn dierbaar Ze was het met haar Hongarije".  Haar ogen stonden vol tranen toen ze afscheid nam van Andrássy, want ondanks al haar pogingen had de keizer niet toegestemd in de Hongaarse voorstellen en Elisabeth vond dat zij het in haar gestelde vertrouwen beschaamd had. Haar verlangen om terug te keren werd spoediger vervuld dan zij gedacht had, echter niet onder de omstandigheden die zij had gehoopt.

 

Het jaar 1866, het jaar van de bitterste beproevingen en vernederingen voor Frans Josef, bracht alles naar voren wat goed en nobel was in Elisabeth. Haar egoïsme en grilligheid verdwenen bij de eerste dreiging van de oorlog en zij werd de toegewijde vrouw en moeder. Ze was zelfs bereid om af te zien van haar jaarlijkse bezoek aan Possenhofen. Ze schreef aan haar ouders: "De tijden zijn zo moeilijk, nu de oorlog vlak voor de deur staat, dat ik de keizer niet graag verlaat". Nu haar emoties opgewekt waren, was ze in hart en nieren een Oostenrijkse, die fulmineerde tegen de koning van Pruisen Het zou een zegen zijn als hij stierf, want dat zou iedereen veel narigheid besparen". Ze had nog niet geleerd dat ministers gevaarlijker konden zijn dan koningen. Het was een droog en stoffig voorjaar en de fóhn woei voordurend. Elisabeths zenuwen waren gespannen, maar ze bleef in Schönbrunn en als Frans Josef ook maar even vrij had liepen ze samen rond in het park of soms zondagmiddags in het Wienerwald.

 

De oorlog werd op 15 juni verklaard en de volgende dag vertrok de keizerin met haar kinderen naar Ischl. Hier had ze niets anders te doen dan het verloop van de veldslagen te volgen in de kranten en lange brieven te schrijven aan haar man en haar moeder, die zich bezorgd maakte over haar zonen die vochten in het Beierse leger.  Ze was het met haar moeder eens, dat het lezen van kranten nog nerveuzer maakt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tegen het eind van juni was het nieuws ban het front zo ernstig geworden, dat Elisabeth haar kinderen in Ischl achterliet en terugkeerde naar de Hofburg, waar haar mans vreugde haar weer te zien aandoenlijk was. De oorlog was pas twee weken geduurd, maar de hospitalen lagen al vol gewonden en de atmosfeer van defiatisme paralyseerde de hoofdstad. Zich staand houdend door zijn trots en zijn blindelings vertrouwen, zag de keizer de toestand met kalmte onder oog en Elisabeth schreef aan haar zoon: "Ondanks het deprimerende nieuws en het drukke werk, dat hij te doen heeft, ziet papa er God dank goed uit. Zijn kalmte en vertrouwen in de toekomst bedwinten bewondering af. Maar de Pruisische troepen zijn heel sterk en hun naaldgeweren hebben een enorm succes. Elisabeth ontzag zich niet gedurende die hete zomerdagen en deed haar best haar man en zijn gevolg op te beuren. Zij overwon haar aangeboren afschuw van het zien van lelijke dingen en het ruiken van onaangename geuren om troost te brengen aan de gewonden  in de ziekenhuizen. Eens assisteerde zij zelfs bij een operatie van een jonge, Hongaarse soldaat, die zijn arm moest laten amputeren en die weigerde zich te laten opereren, tenzij de keizerin erin toestemde aanwezig te zijn. Zelfs zij die in het verleden het snelst bereid waren geweest om haar te bekritiseren, moesten haar nu wel prijzen en een van de hofdames van de aartshertogin schijft: "De keizerin is werkelijk bewonderenswaardig. Zij ontziet zich helemaal niet en let op alles en is allervriendelijkst tegen iedereen. God zij dank, want het is hoogtijd dat zij probeert het hart van het volk te winnen en zij gaat op de juiste wijze te werk. De Aartshertogin zelf , die veel edelmoediger was dan zij afgebeeld werd, schreef aan haar kleinzoon: "Je lieve mama blijft aan de zijde van je vader als  zijn schutengel. Zij verlaat hem alleen om van het ene ziekenhuis naar het andere ziekenhuis te gaan en overal troost en hulp te bieden. Het was abnormaal heet dat jaar en de toevloed van gewonden naar Wenen bracht ziekten met zich mee, Maar Elisabeth weigerde haar man te verlaten. In zijn nederlaag was ze hem nader dan ze ooit was geweest in vredestijd.

 

 

 

Bron: Elisabeth Oostenrijks Beminde Keizerin van Joan Haslip.