Lodewijk II (Heidelberg, 13 april 1229 - aldaar, 2 februari 1294), bijgenaamd de Strenge, was de oudste zoon van hertog Otto II van Beieren en Agnes van de Palts. In 1253 volgde hij zijn vader op als hertog van Beieren en paltsgraaf. In 1255 verdeelde hij Beieren met zijn broer Hendrik, waarbij Lodewijk II het Opper-Beieren en de Rijnpalts behield en München tot zijn residentie maakte. De hertog was voogd van Konradijn van Hohenstaufen. Door de zogenaamde Konradijnse schenking verkreeg Lodewijk, na de vroege dood van Konradijn, diverse gebieden in de Opperpalts, Sulzbach, in het zuidwesten van Beieren en in Zwaben.

 

Huwelijken en kinderen

1. Maria van Brabant (1226-1256), dochter van hertog Hendrik II van Brabant, die hij liet onthoofden wegens vermeend overspel, dit huwelijk bleef kinderloos. Toen haar echtgenoot op krijgstocht was in de Rijnpalts, schreef Maria van Brabant een brief naar Lodewijk en ook naar een bevriend ridder om haar echtgenoot te bewegen terug naar huis te komen. De brieven werden echter verwisseld en uit de bewoordingen in de brief, meende Lodewijk II te kunnen afleiden dat zijn vrouw hem ontrouw was. Hij liet zijn vrouw onmiddellijk onthoofden. Twee hofdames ondergingen hetzelfde lot. Lodewijk erkende later dat hij zijn vrouw ten onrechte had laten ombrengen en stichtte als boete het cisterciënzersklooster van Fürstenfeldbruck. Uit later onderzoek is gebleken dat politieke motieven aan de basis kunnen gelegen hebben van de moord en de ontrouw slechts een voorwendsel was, vermits Maria van Brabant verwant was met de Duitse koning Willem van Holland.

2. Anna van Silezië-Glogau (1240-1270), uit dit huwelijk werden geboren:

  • Maria van Beieren, non in het klooster van Marienburg bij Boppard
  • Agnes van Beieren (ca. 1262-1269)
  • Lodewijk, de Elegante, hertog van Beieren (1267-1290)

3. Mathilde van Habsburg (1253-1304), (dochter van Rudolf I van Habsburg), uit dit huwelijk werden geboren: